Er is een verschil tussen noten en tonen.
Het grootste verschil is natuurlijk, een Toon kan je horen, maar een Noot niet. Een Noot kan je zien en lezen.
Alle gedrukte of geschreven noten kunnen je twee dingen vertellen.
1. Hoe lang de noot duurt. Dit betekent dus, hoe lang de toon moet klinken.
2. Hoe hoog of laag de noot is. Dit betekent dus, hoe hoog of hoe laag de noot moet klinken.
Je hebt in totaal 7 soorten noten waar je uit kan kiezen. Dat zijn namelijk: A, B, C, D, E, F en G.
Dit soort noten noemen we Stamtonen. Deze stamtonen kan je op een piano vinden door alle witte toetsen te zoeken.
Een sleutel is een teken op de Notenbalk dat de plaats van een bepaalde noot op de aangeeft. Je vindt de sleutel altijd aan het begin van iedere notenbalk. Soms vind je zo ook op een andere plaats als de sleutel in het lied verandert.
Als je een muziek stuk hebt zonder een sleutel, betekenen de noten nog niks. Met de sleutel maak je duidelijk in welke toon hoogte je speelt.
De meest voorkomende sleutels die we gebruiken zijn,
1. De G sleutel.
2. De F sleutel.
De G sleutel word ook wel de Viool sleutel genoemd. In voorbeeld 1.2 zie je een afbeelding van hoe een G sleutel er uit ziet. De G sleutel geeft de noot G aan boven de centrale C. De G noot bij de G sleutel zit dan ook op de 2de lijn van onder bij de krul. De G sleutel word gebruikt om de zangstemmen op hoger klinkende stemmen aan te geven of hoge instrumenten, zoals viool, dwarsfluit en de rechterhand van de piano. Hiernaast een voorbeeld.
De F sleutel word ook wel de Bassleutel genoemd. In voorbeeld 1.3 zie je een voorbeeld van hoe een F sleutel er uit ziet. De F sleutel geeft de noot F onder de centrale C aan. De F noot zit bij een F sleutel altijd bij de 2de lijn van boven bij de start van de krul. De F sleutel heeft als bijnaam de bassleutel, omdat de F sleutel meestal word gebruikt voor de lagere partijen an lagere instrumenten in een muziek stuk. Hierbij kan je denken aan een, cello, fagot en een contrabas. Hiernaast een voorbeeld.
Voortekens zijn tekens die een stamtoon wijzigen, bijvoorbeeld kruisen verhogen een toon en een Mol verlaagt de toon. Er zijn zeven stamtonen: A, B, C, D, E, F en G, dit zijn altijd de witte toetsen op een piano. De overige vijf tonen, de zwarte toetsen op een piano, zijn afgeleid van de stamtonen. Voor het schrijven van deze noten heb je Voortekens nodig.
Voortekens verhogen of verlagen een noot.
In een muziek stuk kan je verschillende soorten voortekens tegen komen, de 3 basis voortekens zijn de, # – kruisen, ♭ – Mollen en de ♮ – Herstellingsteken.
In voorbeeld hieronder zie je in de bovenste regel de noten met de kruizen als voorteken en in de onderste regel de Mollen als voorteken.
kruizen verhogen een noot. Nadat een kruis een toon heeft verhoogt komt er altijd een is klank bij. Dan krijg je bijvoorbeeld: Fis, Dis, Eis, Ais. Om het makkelijk te onthouden kan je het ook zo zien:
Stamtoon + is.
Mollen verlagen een toon juist. Nadat een mol een toon heeft verlaagt komt er altijd een es klank, behalve bij A en E, die woorden As en Es.
Om dit makkelijker te onthouden kan je Stamtoon + es gebruiken.
(Let op dat A en E geen es krijgen maar alleen een s)
Herstellingsteken een Herstellingsteken zorgt er voor om een gewijzigde noot ongedaan te maken.
Zoals de naam al zegt, Herstelt de herstellingsteken de noten. Als je een As hebt, word dat weer een A. En zo geldt dit voor alle noten met een herstellingsteken.
Voortekens worden op twee manieren gebruikt.
1. Een toevallig voorteken.
2. Een vaste voorteken.
Een toevallig voorteken verandert de noot waar hij voor staat, maar dit geld dan alleen voor één maat. Na een maatstreep vervalt de voorteken weer. Zo’n toevallig voorteken wordt op precies dezelfde plaats op de notenbalk geschreven als de noot die hij verandert. Hiernaast een voorbeeld.
Vaste Voortekens zijn kruizen of mollen die bij de sleutel staan (deze tekens staan bij elke regel van de compositie) en die gelden dan ook voor het hele muziek stuk. Een vaste voorteken verandert niet alleen precies dezelfde noot, maar juist alle noten met dezelfde naam. Bijvoorbeeld: als er staat een mol bij de b bij de sleutel dan word de b daardoor een bes en alle b’s in dat stuk (hoge en lage) worden Bessen. Hiernaast een voorbeeld.
Vaste voortekens staan altijd in een vaste volgorde. Dat wil zeggen dat, één kruis is altijd een fis, twee mollen zijn altijd de bes en de es. In de voorbeelden hieronder zie je de vaste volgorde van de kruizen en de mollen.
Een toonduur is eigenlijk hetzelfde als de lengte van een noot, met andere woorden:
Hoe lang een toon duurt. Toonduur kun je horen, maar ook zien aan de vorm van de noot en de breedte die de noot inneemt op de notenbalk. Om de toonduur aan te geven, worden verschillende vormen gebruikt voor noten. Ook de stiltes, de rusten, tussen de noten worden met verschillende tekens aangegeven.
Noten hebben meestal stokken (behalve de hele noot) en soms vlaggetjes (zoals de achtste en de zestiende).
Voor het schrijf- en leesgemak kunnen de vlaggetjes van achtstes en zestienden met elkaar verbonden worden door Waardestrepen.